maandag 6 november 2017

SCHEURBUIK. WAT IS DAT?

EEN ZIEKTE DIE NIET ALLEEN BIJ

 ZEELIEDEN VOOR KWAM, 

MAAR ZELFS NU NOG VOORKOMT.




DE NAAM SCHEURBUIK.

Reeds in 1219 werd scheurbuik waargenomen gedurende de kruisvaart naar het 'Heilige land' en was zeer gevreesd. Zo werd deze kwaal in die tijd in het Middelnederduits 'schorbük' genoemd.
Dit woord komt uit het Scandinavisch; in het Oudnoors skyrbjgr, een samenstelling van: skyr - zure melk; bjgr - gezwel , oedeem. De ziekte werd toegeschreven aan het eenzijdige dieet tijdens lange zeereizen, maar kwam in de winter ook veel voor in het noorden van de Scandinavische landen.
In het Nederlands begreep men dit woord niet en om deze onbegrijpelijke klank zin te geven paste men het aan met de woorden als scheuren en buik. 
Zo beschreef aan arts Johan van Beverwijck (1594-1647) de ziekte als volgt: Pijn in de tanden, handen en voeten, armen en benen en het gevoel dat de buik lijkt te scheuren, en gaf het de naam 'Scheurbuyck'.


DE ZEEVAART.

Voor vertrek uit een haven werd het schip voorzien van al dat wat nodig was om een verre reis te gaan maken; reserve ra's, zeildoek, katrollen, touw, pek, kanonnen, kogels, kruit enz.
Het belangrijkste was uiteindelijk de lading, die de meeste ruimte innam, voor zowel op de heenreis als later op de thuisreis. De ruimten die dan nog overbleven waren voor het onderbrengen van de bemanning, die in aantal in die tijd de honderd wel overschreden.
Het foerageren van de voeding werd aan de scheepseigenaar overgelaten, waarbij deze duidelijk rekening hield met de kosten hiervan. Gezagvoerder, hoogste officieren en passagiers kregen zoal beter te eten dan de gewone bemanning. Zoet water werd ingeslagen in houten vaten, 
vlees kwam in gepekelde vorm aan boord en sommige groenten ingezouten in vaten.
Op het laatste moment werd het schip nog voorzien van levend vee en verse groenten voor het van de rede naar zee vertrok voor maanden of jaren.
De verse groenten en vlees gingen als eerste op en werd er overgestapt om alles wat ingezouten was in houten tonnen. Meel voor het brood geraakte vol met meelwormen, het drinkwater in de houtenvaten werd groen van de algen. Het enigste wat gedijde waren de ratten en het ongedierte aan boord.

ZIEKTE VAN DE SLECHTE LUCHTEN.

Al snel werd de ziekte geweten aan de slechte luchten aan boord.
In de koude gebieden en regenperiodes was de bemanning gedwongen zich onder te brengen onderdeks. Ruimten tussen de vaste lading en de kanonnen waar amper enige ventilatie was. Door lekwater was er altijd een laag water onderin het schip wat vocht verspreide en begon te stinken. Wassen van lichaam en kleding was alleen mogelijk met zeewater en werd ook niet te vaak gedaan. De ruimten stonken dan ook naar vuile lichamen en kleding. Oksels en liezen schuurden kapot door de door zeewater hard geworden kleding, die meestal uit zeildoek bestond, en veroorzaakte etterende wonden. Sanitaire voorzieningen ware er in het geheel niet. Het moet er dus gestonken hebben als in een beerput. Ook de geschutpoorten bleven tijdens de reis gesloten.
Deed dan eindelijk een schip vaste land aan om de drinkwatervaten te vullen en verse groenten en fruit in te slaan dan werden de zieken in korte tijd beter. Dan gingen de luiken aan dek open en kon er frisse lucht binnen komen. Men ging er dus van uit dat het aan de lucht lag, aangezien men toen nog geen kennis bezat over vitamine's.
Deze verklaring bleef stand houden tot ver in de 18e eeuw.

SCHEURBUIK.

Het verschijnsel van scheurbuik begon in algemeen met ontstoken tandvlees tot bloedens toe en met gevolg van het uitvallen van de tanden.







Verder kwam de huid vol rode vlekken te zitten die gingen opzwellen, stijve en pijnlijke ledematen, slapte en inwendige bloedingen.
Er was ondanks de naam scheurbuik geen sprake van een specifieke buikaandoening.
Door de lange reisduur werd deze ziekte onbehandeld en op lange termijn volgde daarop de dood. Zo kon de ziekte een gehele bemanning decimeren.

DE GENEZING.

Het was de Britse marinearts James Lind (1716-1794) die het pas in 1747 gedaan kreeg dat op de Engelse marineschepen citroensap werd verstrekt (dus vitamine C).
Hij toonde aan door zes groepen van twee patiënten een ander voedingssupplement te geven, waarbij de twee sinaasappels en een citroen kregen binnen zes dagen genazen, terwijl de overigen niet herstelden.
Het leverde de Engelse mariniers de bijnaam Limeys op.
Eerder had men een aftreksel van lepelblad, een geslacht van de Kruisbloemenfamilie, met jenever gebruikt.
De houdbaarheid van vruchten, sap en verse groenten was op lange reizen een probleem, maar halverwege de 18e eeuw kwam men er achter dat het regelmatig eten van het langdurig houdbare zuurkool het optreden van scheurbuik kon voorkomen.

Officieel komt sinds het begin van de 20e eeuw scheurbuik niet meer voor in Europa. helaas wordt het nog weleens vastgesteld bij iemand met een zeer onvolwaardig dieet. Ook hierdoor nu bij de hedendaagse jongeren.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten