zondag 18 september 2011

BANKALAN - SAMPANG - PAMEKASAN.



EEN REIS OVER ZES 

INDONESISCHE EILANDEN.

BANKALAN - SAMPANG - PAMEKASAN.


Dinsdag 6 februari 1990.

De zon straalde ons tegemoet deze ochtend en we maakten ons zo snel mogelijk gereed voor onze tocht over Madura. Zo gingen we eerst terug naar Bankalan om daar op de bus te stappen en reden daarna over de zuidelijke kant van het eiland naar Sampang, waarna het via de kustweg verder ging om dan weer in noordoostelijke richting af te slaan naar Pamekasan.

De bus stopte overal en nergens en zodoende waren we goed in de gelegenheid om de omgeving op ons gemak te bekijken. Aan de kust hadden ze, in een stuk dat droog kwam te liggen bij eb, weer bomen aangeplant voor het verkrijgen van pokhout. Zo nu en dan hadden we een klein regenbuitje aan de zuidkant van het eiland, waar het redelijk vlak was en erg groen. Het eerste wat we opzochten in Pamekasan was een restaurantje om wat te eten te krijgen en dat bleek niet mee te vallen zo in de middag. Uiteindelijk werden onze magen gevuld en gingen we eerst op zoek naar een hotelletje om er de komende nacht te overnachten. We waren nu zo'n 100 km. van de plaats Kamal verwijderd. In de maanden augustus en september worden hier altijd de bekende buffelraces gehouden en is het druk van de toeristen, maar nu was er amper een kip op straat te bekennen. Zo vonden we een hotel, wat nog uit de koloniale tijd stamde en kregen een kamer geschikt voor vier personen.





Met lokaal transport gingen we naar een plaats, waar een natuurlijk aardgas vuur brandde "Api Abadi". De legende verteld, dat het vuur komt uit de mond van een gevonniste reus die door de goden gestraft is. Het was dan ook weer een "heilig" vuur voor de bevolking. De jeugd gebruikte het heilige vuur om er maiskolven op te roosteren voor de verkoop. Even verder lagen warmwaterbronnen en de omgeving stonk er erg naar zwavel.

Intussen was het warmste moment van de dag voorbij en keerden we terug naar de stad, daar de winkeltjes en de markt intussen ook weer open zouden zijn. Zo bezochten we een klein bedrijfje waar de Madura batik werd vervaardigd, maar we vonden de vraagprijs voor deze doeken veel te hoog en er was niets af te pingelen.
Voor het avondeten vonden we een klein chinees restaurantje, wat tevens een winkeltje was, en de eigenaar bereide zelf de door ons bestelde gerechten. Het smaakte ons zeer goed en deelden hem dat ook mede bij het afrekenen.




 Het was intussen in de winkelstraat goed druk geworden en op weg naar ons hotel, Garuda, kochten we een fles angur (lokale rode wijn) om deze op ons gemak leeg te maken alvorens te gaan slapen. We hadden die nacht dan een enorme kamer van zes bij zes meter, vier meter hoog, met vier bedden en twee stoelen tot onze beschikking. Een feit was zeker; het was er zeer koel, wat zeer goed deed slapen die nacht.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten