dinsdag 30 augustus 2011

RANTEPAO - UJUNG PANDANG.


EEN REIS OVER ZES 

INDONESISCHE EILANDEN.


RANTEPAO - UJUNG PANDANG.


Donderdag 25 januari 1990.


Het was een stralende dag toen we na afgerekend te hebben in het hotel onze bagage inpakten in het busje. We kregen er bijna spijt van om weer terug te reizen naar Ujung Pandang.


Het bleef de gehele terugreis mooi zonnig weer en maakten, zoals afgesproken regelmatig een korte stop om eens rond te kijken en van het landschap te genieten, wat zeer afwisselend was.

Zo maakte onze chauffeur ons attent op een creatie van de natuur. Deze creatie wordt de "Nona of Lady Mountain" genoemd en met een beetje fantasie, als je dit goed bekeek, was de naam best te verklaren.



In Pare- Pare maakten we een lunch stop bij een chineesrestaurant en genoten er van een zeer smakelijke schotel vers gevangen vis, waarna we onze reis naar Ujung Pandang voort zetten.


Ruim een uur rijden verwijderd van Ujung Pan dang, werd de lucht plotseling aarde zwart en duurde het ook niet lang of het begon te regenen en niet zo zachtjes ook. Het had meer weg van een hemelse vloedgolf.

Daar we het busje toch tot onze beschikking hadden, reden we eerst langs het Garuda agentschap om onze vlucht voor de volgende dag naar Ambon te boeken, waarna we in het Marranu Hotel een kamer namen en niet veel later in de gietende regen van het zwembad genoten.


Toen het eindelijk droog werd besloten we wat aan het versterken van de inwendige mens te gaan doen, wat weer heerlijke vis werd. Hierna namen we een poging om nog wat rond te wandelen, maar dat was van korte duur daar de volgende regenbui alweer losbarstte. Het bleef dan ook de gehele nacht stevig door regenen met onweer en hadden dan achteraf enorm geluk gehad met het weer in de afgelopen dagen in Toraja.









TORAJA - TOUR NR. 2.



EEN REIS OVER ZES 

INDONESISCHE EILANDEN.

TORAJA - TOUR .



Woensdag 24 januari 1990.


Na een smakelijk ontbijt vertrokken we naar het plaatsje Sadan, war zo'n 13 km. ten noorden van Rantepao ligt. Het landschap was heel anders dan ten zuiden van Rantepao, maar zeker niet minder mooi.
De eigenlijke naam van het plaatsje is Sadan Tobarana, waarbij de naam Sada van de rivier komt waaraan het plaatsje ligt. Het is een rustig en vredig plaatsje, met nog oude woningen en voorraadschuren. De bevolking leeft er hoofdzakelijk van de weefkunst. Na het nodige afpingelen kochten we er enige mooie geweven doeken. Buiten het kwebbelen van de vrouwen achter de weefgetouwen, hoorde je er alleen het klateren van het rivierwater tussen - en ov er de stenen die op de rivierbedding lagen.

Hierna reden we weer zuidwaarts over een slecht begaanbare weg naar Palawa, een dorp met nog zeer traditionele woningen, waar ik wat kleine souvenirs kocht voor de dames in Holland ter aanvulling van hun klederdrachten collectie.

Pangli, wat nog maar zeven km. van Rantepao ligt, was onze volgende stop. We hadden ook deze dag weer geluk met het weer en de zon scheen volop. In Pangli zagen we het eerste huisgraf met een stenen tau-tau voor de deur, wat de overledene moet voorstellen. Dit zijn weer familie graven, waarin de overledenen niet in kisten liggen, maar gewikkeld in doeken.

Onderweg naar Pangli waren we een plaats gepasseerd, waar recht omhoog staande stenen zuilen (menhirs) stonden en waarvan de betekenis ons ontging op dat moment. Onder weg naar Bori kwamen we ze weer tegen en daarbij stonden zo te zien vrij nieuwe zuilen en dus vroegen we onze chauffeur maar eens om enige uitleg.


Het bleek te doen te hebben met de slacht van buffels voor een begrafenis ceremonie. Hier zagen we ook bolvormige stukken rots in het landschap liggen, waarin rotsgraven lagen en men bezig was er nieuwe graven in uit te kappen met de hand.

Via een landelijke route reden we terug naar de begrafenis ceremonie in Langda even ten zuiden van Rantepao. Het was er een enorme drukte en hele groepen mensen met waterbuffels, welke versierd waren. bamboe dragers met varkens en bamboe kokers met tuak (lokale rijstwijn) passeerden in een lange rij de familie van het bij te zetten echtpaar. Hier tussen door groepen vrouwen in het zwart gekleed met chinees aandoende hoofddeksels.


Iedere groep werd via een luidsprekerinstallatie aangekondigd ( dit had men vroeger dus niet) met de mededeling wie ze waren en waar ze vandaan kwamen en wat ze bij zich hadden, waarna ze naar een plaats werden verwezen onder een van de aangebrachte afdaken.

Wel honderden mensen trokken aan ons voorbij, terwijl op het midden veld een groep mannen in een cirkel staande die in een trage dans langzaam ronddraaide een klaagzang zongen en sigaretten rookten.



Voor het was het een feest, wat uiteindelijk zo redeneert men, gaan de geesten naar een beter leven in het hiernamaals. Na hier enige uren te hebben doorgebracht vonden we het wel gezien voor deze keer en keerden we terug naar Rantapao. Even na ons vertrek barstte de regen in alle hevigheid uit het wolkendek. In de stromende regen bereikten we Rantapao en lieten ons voor een restaurant afzetten, waar we onder het genot van een biertje het einde van de bui afwachten alvorens de markt nog eens af te schuimen. In een rommelig zaakje kochten we voor een zeer redelijke prijs nog een mooie weefdoek.

                               ( Het drogen van de buffelhuiden voor de latere leerproductie.)

Terug in het hotel ons eerst eens schoongewassen van de modder spetters alvorens aan ons Toraja-diner te gaan, wat we de vorige avond hadden besteld. Ons afscheidsdiner.

Het was speciaal klaar gemaakte kip, die in stukken met kokos in een stuk bamboe geperst was en daarna gekookt in diverse kruiden. Het werd opgediend met witte rijst en we dronken er natuurlijk tuak, de palmwijn, bij. Het smaakte prima en vulde onze magen ook goed. Na nog een 'glas', gemaakt van een kokosnoot, gedronken te hebben werd het tijd om onze bagage te gaan inpakken voor onze terugreis naar Ujung Pandang de volgende ochtend.

Onder het eten waren er twee echtparen uit Frankrijk binnen gekomen die met een gehuurd busje uit Ujung Padang waren gekomen en daar het busje de volgende dag terug moest reizen besloten we het met de chauffeur op een goede prijs te maken om ons mee terug te nemen en hier en daar onderweg eens te stoppen. Het was het dubbele wat we voor de autobus moesten betalen, maar het zou een stuk comfortabeler reizen zijn. Ook deze laatste nacht regende het behoorlijk.


Het waren een paar prachtige en interessante dagen geweest en het zou zeker de moeite waard zijn om er in een drogere periode terug te keren om meer van het Toraja land te zien. De bevolking, was naar mijn mening ons zeer hartelijk en vriendelijk tegemoet gekomen.





























maandag 29 augustus 2011

TORAJA - TOUR NR. 1.


EEN REIS OVER ZES 

INDONESISCHE EILANDEN.

TORAJA -TOUR.


Dinsdag 23 januari 1990.


Na een goede nachtrust en een smakelijk ontbijt reden we vanuit Rantepao naar het zuiden om naar de plaats Lemo te gaan, waar we de eerste rotsgraven van deze dagen te zien kregen en enkele goed onderhouden Toraja woningen met bijbehorende voorraadschuren.
Na de regen van afgelopen nacht, was het een stralende dag en het landschap was prachtig en fascinerend om te zien, waar we doorheen reisden.
Op de balkons bij de rotsgraven stonden zeker zo'n 55 tau-tau opgesteld.

Van Lemo reisden we verder naar Suaya, waar zeven oude koninklijke graven liggen en daar vandaan naar het er vlakbij gelegen plaatsje Tanpangallo, waar enige zeer oude rotsgraven te zien zijn. Onze volgende stop was in Buntu Kalando, alwaar de woning staat van de laatste heerser over Sangalla, het Toraja gebied, en wat nu als een soort museum is ingericht om de mensen enig idee te geven van de oude levensgewoonte van de Toraja. Vooral de zeer oude weefdoeken hadden mijn speciale aandacht.

Terug rijdend in de richting van Rantepao bezochten we het plaatsje Londa, alwaar in een enorm hoge steile rotswand graven zijn aangebracht en we met behulp van olielampen onder leiding van een van de lokale dorpsbewoners een natuurlijk gevormde grot te bezichtigen met graven er in. Hier waren de overledenen bijgezet en wachten ze op hun reïncarnatie en het nieuwe leven. Het was een enorm nauwe en donkere bedoeling in de grot, waarin half vergane en ook nieuwe grafkisten stonden opgesteld en allemaal fraai bewerkt. Duidelijk was te zien, hoe de menselijke resten wederom stof werden.Opvallend was de zeer koele atmosfeer in de grot en dat het er helemaal niet stonk.

Alvorens we de grot betraden met onze gids moesten we hem 1000 rupiah betalen voor een zakje kruidige bloemen, welke bij de ingang van de grot werden neergelegd als offer aan de geesten van de overledenen.



Voor onze lunch reden we terug naar ons hotel om in een dicht daarbij gelegenheid wat te eten. We hadden vernomen dat er deze dag een begrafenis ceremonie zou zijn en daar zegen we iets van op de onze terugweg aan de andere zijde van de rivier en verzochten onze chauffeur er heen te rijden om er iets van te kunnen zien.
Het was er een drukte van belang en we keken onze ogen uit. Niemand had er enig bezwaar dat we er rondkeken en opnamen maakten. Triest was het in het geheel niet.


Het was meer een groot afscheidsfeest, waarbij genodigden en heinde en ver er naar toe kwamen met hun geschenken en voedsel. We besloten er de volgende dag weer naar toe te gaan, daar zo'n ceremonie soms een week kan duren. Zo werd het een zeer late lunch, maar het smaakte er niet minder om. Ons laatste bezoek van deze dag zou het plaatsje Kete Kesu zijn, wat zo'n 6 km van Rantepao aflag.

Kete Kesu is een oud traditioneel dorp, wat bekend staat om zijn houtsnijkunstwerk van de Toraja. terwijl we er wat rondkeken, werden we overvallen door een enorm zware regenbui, die het zicht beperkte tot enkele tientallen meters en gelijk alles onder water zette. Om te schuilen vluchten we een van de woningen binnen en werden er onthaalt op een kop Toraja koffie die zeer goed smaakte. Ze hadden ook een winkeltje met wat handelswaar, zoals prachtig geweven doeken etc. Uiteindelijk kocht ik er een boek over Tana Toraja en zou voor de verdere inkopen de volgende dag afwachten.

Achter het dorp lag een hoge klif, waarin nog enige rotsgraven lagen en oude hangende graven. waarin de kisten langzaam stonden weg te rotten. Sommige van de kisten waren tot de rand gevuld met netjes opgestapelde botten, maar ook om de kisten lagen er de nodige doodskoppen netjes op een rijtje opgesteld.

De gevels van de huizen en de voorraadschuren in het dorp zijn voorzien van prachtig ingeschilderd houtsnijwerk en het leek wel meer op een openluchtmuseum, ondanks dat al de huizen bewoond waren.

Intussen had de lokale jeugd in een ontstane waterpoel het grootste plezier van die dag gevonden na de zware regenbui maar wij hadden intussen wel natte voeten gekregen.

Een maal terug in Rantepao, was het weer droog geworden, en lieten we de chauffeur bij de lokale markt stoppen en zo tikten we tijdens onze zwerftocht over de markt nog een paar zeer aardige souvenirs op de kop.

Deze avond aten we in ons hotel, wat ook zeer goed smaakte, terwijl het weer zachtjes was gaan regenen. Zo waagde ik me ook aan de tuak als slaapmutsje. Buiten een Frans jong echtpaar waren we de enige gasten in het hotel. Het was een prachtige en zeer interessante dag geweest, waarin we veel hadden opgestoken van de Toraja cultuur. Na met onze chauffeur her programma voor de volgende doorgenomen te hebben vertrokken we met een lokaal slokje naar onze waranda en hingen de nat geworden kleding te drogen.


















zondag 28 augustus 2011

TORAJA. (Deel 2.)




EEN REIS OVER ZES 

INDONESISCHE EILANDEN.


TORAJA. (2)

De mabadong dans is een vaarwel aan de ziel van de overledene en de hoop, dat deze veilig in de achterwereld mag aankomen. Tijdens de dans, die met een eentonig gezang wordt begeleid, worden sigaretten rond gedeeld onder de hoofdzakelijk mannelijke dansers, waarbij de opstijgende rook de ziel van de overledene moet voorstellen.
Ondertussen wordt er onder de gasten rijstgerechten met varkensvlees en tuak, de lokale palmwijn, rondgedeeld. Hierna worden er buffel gevechten gehouden op de sawa. Een dergelijke ceremonie kan vaak zeven dagen duren.





De Toraja geloven, dat ze aardse dingen mee kunnen nemen naar de achterwereld, welke dan ook na de ceremonie tegelijk met de overledene in het graf worden bijgezet. Om deze reden begraven zij hun doden ook niet in de grond om het plunderen tegen te gaan.
Ze hakken nissen uit in de leistenen rotswand, waarvan de ingang zo smal is, dat de kist er net doorheen kan, maar waarvan de achterliggende ruimte groot genoeg is voor een familie graf.





Deze graven zijn vaak op meer dan veertig meter hoogte in de rotswand uitgehakt. Ook hierbij wordt de hogere kaste op grotere hoogte geplaatst dan de lagere kaste.
Worden de doden eerst tijdelijk in de grond begraven, dan worden de lijken in het canvas ingewikkeld, opdat ze later gemakkelijker uit het graf te zijn verwijderen. De kisten met de stoffelijke resten worden diep achter in het rotsgraf geplaatst, waarna de ingang met een houten deurtje wordt dicht gemaakt. Buiten voor de ingang van de graven op een soort balkon staan de tau-tau opgesteld, de levens grote uit hout gesneden afbeeldingen van de overledenen. 







Buiten de rotsgraven kent men er ook de zogenaamde huisgraven. Deze huisjes zijn gebouwd van hout of steen, wat weer afhankelijk is van de status van de dode, waarin de kist met de stoffelijke resten staat opgebaard. Voor de ingang staat vaak nog een tau-tau van de overledene welke ook weer van steen of hout kan zijn gemaakt.


In de hangende graven , waarbij de kisten, die over het algemeen versierd zijn met prachtig houtsnijwerk, hoog in een grot op een klif worden geplaatst rotten de kisten vrij snel weg. Doch de stoffelijke resten worden steeds netjes opgestapeld door de nabestaanden. Opvallend is, dat er nergens een stinkende lucht van ontbinding is te ruiken.
Pas geboren kinderen welke nog niet in het bezit zijn van hun tanden worden bij het overlijden begraven in een uitgehakte nis in een levende boom, welke later weer geheel dicht groeit.


Evenals vele groeperingen in Indonesië hebben de Toraja een eigen stijl van woningbouw. De woning "Tonghonan" heeft een diep symbolische betekenis en een sterke verbintenis met de Toraja tradities. Oorspronkelijk mochten alleen personen uit een hogere kaste de traditionele woning bouwen.
De huizen zijn gebouwd op stevige houten pilaren en hebben een massief dak van bamboe. De daken van de huizen lopen zowel van voren als van achteren in een punt schuin omhoog uit, wat een van de aspecten is van de Toraja woning.
De meningen over de vorm van het dak lopen ver uiteen, maar een voorstelling van een boot, met als de omhoog oplopende delen als boeg en achtersteven gezien is de meest logische, daar de eerste Toraja van ver over zee gekomen moeten zijn. Het zelfde vindt men in de huizen op het eiland Nias, voor de westkust van Sumatra, met hun schip vorm.
De huizen staan allemaal met de hoofdingang naar het noorden gericht, daar de stichters van Toraja ook uit het noorden kwamen. De hoge gevel in ondersteund door palen en de wandpanelen zijn vaak prachtig bewerkt met ingeschilderde uitgesneden afbeeldingen in geometrische motieven. 
Ook andere motieven vindt men er tussen, zoals een haan, ossenkoppen of de gekruiste horens van twee strijdende ossen.

De kleur op deze panelen heeft een speciale betekenis. Rood betekend het leven, daar rood de kleur van het bloed is, wit de kleur van het vlees en de botten is het teken van de reinheid, geel vertegenwoordigd de bescherming, zegen en kracht van god en zwart de duisternis en de dood. Tuak (palmwijn) wordt gebruikt ter conservering van de kleuren en het hout. Het zijn van oorsprong allemaal natuurlijke kleuren verkregen uit aarde, rotsen en de natuur.

Een zeer realistische afbeelding van een buffel kop met echte horens siert de voorgevel van de woning en buffelhorens zijn bevestigd op de hoofdpaal van de dakondersteuning. Hoe meer horens er op de paal bevestigd zitten, hoe hoger de persoon in aanzien is.



De overige balken waaruit de woning is opgetrokken, zijn met behulp van inkepingen aan elkaar bevestigd en vastgezet met houten pennen. Er wordt totaal geen ijzer gebruikt bij de bouw van een woning. Staande op solide palen is het woon gedeelte kleine vergeleken bij het enorme dak en het bevat drie tot vier kamers met kleine deuren en ramen. Het dikke overhangende dak zorgt voor de koelte in de woning. Het huis is door de manier van bouwen gemakkelijk te demonteren en te verplaatsen naar een andere woonplaats. Het zelfde zien we bij de woningen van de Batak op noordwest Sumatra.


Tegenover de woningen staan de voorraadschuren gebouwd die er uitzien als kleine woningen. Hoe welgestelder hoe meer van deze schuren had men rond het huis staan. Ze staan op glad gepolijste palen die weer op zo'n zestig centimeter van de grond af onderbroken worden door een houten platform om het omhoog klimmen van ongedierte in de voorraadschuren tegen te gaan.

De bootvormige daken zijn vaak twee keer zo groot als de ruimte er onder voor de opslag van rijst en andere produkten.


De woningen worden altijd met een ceremonie ingewijd, wat gepaart gaat met de slacht van kippen, varkens of buffels en waarbij een groot feest wordt gegeven. Evenals bij andere ceremonies worden de buffels versierd met bloemen en fruit, de varkens aangedragen in speciale banbudragers welke met bladeren zijn versierd en de palmwijn in lange bambu kokers.

Het feest wordt door een soort ceremonie meester in banen geleidt. De meeste gerechten worden samen met rijst en varkensvlees geroasterd of gestoomd in bambu kokers.

De Toraja dans (buiten de mabadong dans) is erg kleurrijk en gratieus, maar minder gecompliceerd dan de dansen van Java en Bali. De hele vrolijkheid en de sfeer van de dans is sterk afhangkerlijk van de danser en het publiek. Hoe meer vreugde hoe wilder de dans vaak wordt.


De tuak of de palmwijn is een van de alcoholische dranken die op de markt te koop zijn. Het is het sap van de vrucht tros van de kokospalm, wat wordt afgetapt door de stengel af te snijden en het druppelsgewijs op te vangen van de geamputeerde stomp. Het sap kan ook gekookt worden totdat het tot suiker kristalliseert. Door het sap te laten gisten verkrijgt men de palmwijn. Het wordt aangevoerd in lange bamboe kokers, waarop het schuim staat van het gisten van het sap.
Men laat het sap hoofdzakelijk overdag gisten en drinkt het dan in de avond uit een bokaal die van een kokosnoot is gemaakt.
De kokospalm waarbij deze procedure wordt toegepast zal dan ook geen vrucht meer dragen totdat men de fruit tros weer normaal laat doorgroeien.

















TORAJA. (Deel 1.)




EEN REIS OVER ZES 

INDONESISCHE EILANDEN


TORAJA. (1)

De Toraja cultuur heeft ondanks de strijd met de zuidelijke Bugis kunnen overleven. Toen in 1905 de Nederlanders als overheersers besloten om geheel Zuid-Sulawesi onder controle te krijgen, kwamen ze in treffen met de Toraja, welke strijd twee jaar lang duurde, tot de laatste weerstand gebroken was vanuit de bergen rondom Pangala en Ratapao. Mede als gevolg van de Tweede Wereldoorlog verdwenen er veel van de oude ceremonies van de Toraja cultuur.

De cultuur en de leefgewoonten van de Toraja komen veel overeen met die van de Dayaks uit Kalimantan (Borneo). Terwijl de bouw van de woningen weer overeenkomt met die van de Bataks uit Noord-West Sumatra. De kleding van de Toraja doet erg Indiaans aan met de versierselen van vele kleine kraaltjes, munten en porseleinne voorwerpen.


De Toraja zijn zelf opgesplitst in drie groepen; de westelijke, oostelijke en zuidelijke groepen.
De meest bekende groep bij de westelijke wereld is de groep van de zuidelijke Toraja, ook wel de Sadan of Sagdan Toraja genaamd. Zij bewonen het noordelijke gedeelte van Centraal-Sulawesi en leven in het leistenen gebergte, waarin de rivier de Sadan een diep ravijn heeft getrokken.







De hoofdzakelijke concentratie genaamd Tanatoraja ligt 300 km. noordelijk van de stad Ujung Pandang met als grootste plaatsen Rantepao en Mankale.
De Toraja woonplaatsen werden hoofdzakelijk op heuvel- of bergtoppen gebouwd en werden omringd met een stenen- of aarde wal ter bescherming tegen indringers van buiten af.
De huizen opgetrokken in hun traditionele stijl en versierd met mooi ingeschilderd houtsnijwerk werden vaak onderling verbonden met tunnels die ook nog vaak naar een geheime plaats buiten het dorp liepen.








Het bouwen op een heuvel of een berg had twee redenen, ten eerste als bescherming, maar ook om dichter bij de hemelse goden te zijn. De Toraja waren oorspronkelijk koppensnellers, maar aten het lichaam van hun slachtoffers niet op. De koppen werden bijgezet op een begrafenis van een dorpshoofd of - oudste opdat ze in hun achterleven nog genoeg slaven bij zich zouden hebben. Had men in de levens periode niet genoeg koppen van de vijand genomen, dan moesten de koppen van de slaven er aan geloven op de ceremonie. De Nederlandse bezetting maakte een einde aan deze koppensnellerrij.



Het bijzondere model van de zeer attractieve woningen is door de tijden heen het zelfde gebleven, maar de omgeving waarin zij werden gebouwd veranderde, nadat er een einde kwam aan de onderlinge stammen oorlogen en de Toraja omlaag kwamen uit hun bergen. Heden ten dagen worden ze gebouwd tussen moderne woningen in, in de lager gelegen gebieden in dorpjes met recht toe recht aan straatjes, weg uit de hoger gelegen bergen en heuvels met hun snel stromende riviertjes en klaterende watervallen.

Het bezit van buffels is nog steeds een status symbool voor de Toraja en staan hoog aangeschreven bij diverse reliegieuse ceremonies. Ook varkens en kippen worden geslacht bij diverse ceremonies. Varkens vooral bij een begrafenis ceremonie of bij de inwijding van een traditioneel woonhuis. In sommige gedeelten van het gebied worden ook honden nog gegeten of als ritueel offer gebruikt.
De Toraja koffie is een van de beste koffie soorten die in Indonesië geteeld worden.
De meeste Toraja zijn christen geworden na de komst van de Nederlandse overheerser, maar desondanks kennen zij nog verschillende kasten in hun leefgemeenschap.
De begrafenis ceremonie (tomate - dood persoon) is van al de ceremonies in het leven van de Toraja de belangrijkste, hierbij wordt de geest van de overledene naar de achterwereld gestuurd door de nabestaanden. Het kost vaak de nabestaanden het gehele familie fortuin.
Al de schenkingen en offers moeten de goden overtuigen van de belangrijkheid van de overleden persoon, opdat hij of zij een goed leven zal hebben in de achterwereld. De familie dient hiervoor zorg te dragen en wordt bijgestaan door vaak de gehele leefgemeenschap uit de woonplaats van de overledene.
De begrafenis ceremonies worden altijd op een vaste plaats gehouden (rante).



In Toraja zijn verschillende plaatsen, waar enorme hoge stenen verticaal in de aarde staan, waarvan sommige meer dan vier meter hoog zijn. Aan deze menhirs werden de buffels vastgebonden bij een rituele slachting, maar de juiste betekenis van deze stenen is nog steeds onbekend.

Evenals de Balinezen houden de Toraja er twee begrafenissen op na. De eerste direct na het overlijden van de persoon en de tweede nadat er voldoende geld is om de ceremonie te betalen, waarbij dan de stoffelijke resten van meerdere en op verschillende tijden overleden personen opnieuw worden begraven. Een sterke buffel wordt er dan geslacht om de zielen te begeleiden naar de achterwereld (puya) over de honderden bergen, door duizenden dalen en nog meer rivieren. De buffel wordt ook gezien als het symbool van kracht en welzijn en zijn dan ook duur in de aanschaf. De Nederlanders stelden dan ook een limit aan het aantal slachtingen van buffels bij ceremonies, daar dit vaak hele families tot de bedelstaf hielp. Ook de huidige regering van Indonesië gaat het slachten van dieren ter gelegenheid van ceremonies zo veel mogelijk tegen.




De gehele begrafenis ceremonie wordt gehouden op een vaste plaats, die is omringt met uit bamboe opgetrokken paviljoens en speciaal paviljoen als een soort toren, waarin de resten van de overleden zijn opgebaard in sierlijke kisten.


Van de overledene wordt een beeld uit hout gesneden en aangekleed, waarna het buiten het graf wordt neergezet en het de wacht moet houden over het graf. Deze tau-tau zijn ook zeer duur in aanschaf.

Nadat al de aanwezige gasten en dat zijn vaak bewoners uit omliggende dorpsgemeenschappen, hun geschenken aan de nabestaanden hebben afgegeven, zoals kippen, varkens, buffels, rijst en palmwijn, wat ceremonieel in groepen wordt aangedragen, zodat ieder hier kennis van kan nemen begint de traditionele mabadong dans.


                                                              (vervolg zie Toraja deel 2.)













zaterdag 27 augustus 2011

JAKARTA - UJUNG PANDANG - RANTEPAO.



EEN REIS OVER ZES 

INDONESISCHE EILANDEN.





JAKARTA - UJUNG PANDANG.

21 januari 1990.

Met de Garuda vlucht GA732 van 13.25 uur vertrokken uit Jakarta naar Ujung Pandang, alwaar we te 16.45 uur aankwamen. met een tijdverschil van plus één uur.


Het was een rit van zo'n 22 kilometer van het vliegveld naar het centrum van de stad waar we in het Ramayana hotel zouden overnachten. Eenmaal in het hotel getracht verbinding te krijgen met de mensen die ik zou willen bezoeken, maar deze bleken weg te zijn voor familie aangelegenheden. Zodoende besloten door te reizen naar Rantepao de volgende dag.

Vlak tegenover het hotel lag het agentschap van Liman Express, de bus onderneming die verbinding onderhoud met Tana Toraja en waar we plaatsen reserveerden voor de volgende ochtend.
Daar de dag al zo goed als ten einde liep eerst de dorst gelest en een hapje gegeten in een klein lokaal eethuisje en omdat we om 06.00 uur de volgende morgen afgehaald zouden worden werd het vroeg naar bed. Ook de nachtrust werd verstoord door zware regen buien met hevig onweer.


UJUNG PANDANG - RANTEPAO.

22 januari 1990.

Na een vroeg ontbijt werden we keurig op tijd door een klein busje afgehaald, wat ons naar de busterminal bracht, alwaar we ons bij de overige passagiers voegden.
We vertrokken pas een uur later uit Ujung Pandang en reden va de kustweg naar Pare Pare om vandaar land inwaarts te gaan en via Enrekang en Makale naar Rantepao.
Buiten de stad Ujung Pandang stond alles langs de hoofdweg onder water door de enorme regenval van de afgelopen dagen en de bevolking moest door het water waden of bootjes gebruiken om hun woningen te bereiken. Het zag er allemaal maar triest uit.




Later veranderde het landschap en werd het wat heuvelachtiger met bergen op de achtergrond. Het was een heel ander landschap, dan op de andere eilanden zoals Java en Sumatra. Tijdens de rit hadden we genoeg om naar te kijken en om van te genieten met daarbij prachtig zonnig weer. Aan de linker zijde vaak de kustlijn met uitzicht op zee en rechts een afwisselend berglandschap. Regelmatig werd er gestopt om passagiers in - of uit te laten stappen met hun meest uiteen lopende bagage. De weg was goed berijdbaar maar slingerde erg. Na Pare Pare werd het pas een interessante rit, toen we de bergen in gingen en we klimmend en slingerend over de smalle weg, steeds een ander uitzicht over het landschap hadden.




Diepe dalen en steile rotswanden wisselden elkaar af. Het landschap was over het algemeen prachtig groen en overal stroomden kleine riviertjes. Na een korte lunch pauze, waarbij we konden genieten van een prachtig uitzicht, vervolgden we onze weg naar Rantepao.

Na elf uur reizen over een afstand van 318 kilometer werden we voor ons hotel in Rantepao afgezet.



Na in het Indra-Hotel ingeboekt te hebben was het eerst tijd om een lekker op te frissen na zo'n busrit en zochten we een gelegenheid voor een koele dronk en wat te eten.

Het hotel bestond uit diverse kamers met een waranda en een restaurant onder een traditioneel Toraja dak, gelegen om een aardige tuin. Van diverse personen kregen een aanbod, welke zeer varieerde in prijs, voor het vervoer voor de komende dagen. Maar na de uitdaging van het hotelpersoneel om een partijtje schaak te spelen kwamen we met hen overeen om vervoer met chauffeur van het hotel te huren, wat uiteindelijk het goedkoopste bleek te zijn.

Daar de chaufeur goed de weg wist hadden we geen gids nodig en wisten we met behulp van een kaart en onze reisgids de route samen te stellen voor de komende dagen.

Helaas kregen we te horen, dat we niet verder over de weg noordelijk de bergen in konden, daar door de zware regenval van de afgelopen tijd de wegen zelfs voor een jeep amper begaanbaar waren. Vertrek te volgende ochtend om 08.00 uur. Intussen was het weer gaan regenen.












vrijdag 26 augustus 2011

SULAWESI (CELEBES).


     EEN REIS OVER ZES 

INDONESISCHE EILANDEN.


                                      SULAWESI (CELEBES).

SULAWESI EN BEWONERS.

Sulawesi is een van de grootste eilanden van de Indonesische Archipel. Het is met zijn oppervlakte van 174.600 km² in grootte het elfde eiland van de wereld. Het eiland telt ruim 15 miljoen inwoners en is opgedeeld is zes provincies.



Het verhaal gaat, dat de eerste bewoners vanuit het zuiden per boot de rivier Sadan op kwamen en zich vestigden in het Enreking regio, voordat ze naar de bergen werden verdreven door andere stammen die later op het eiland kwamen.
De twee belangrijkste hoofdgroepen die later op het eiland kwamen en waar de Toraja's mee te maken kregen, waren de Makassarese die in het zuiden leven en de Bugis in het noordelijke gedeelte van het eiland. Deze stammen hebben van oorsprong de zelfde cultuur en waren zeevarende handelslui of piraten. Zij dreven handel op de Indonesische eilanden Flores, Timor en Sumba tot op de noordelijke kust gebieden van Australië.

            ( Een afbeelding van de toen reeds gebruikte vorm van het zeilschip, Pinisi genaamd.)

In de zeventiende eeuw werd de moslim de overheersende religie.
Het merendeel van de geschiedenis van Sulawesi bestaat uit conflicten tussen de centrale bergbewoners en de bewoners van de lager gelegen kustgebieden, die meer openstonden voor veranderingen door de invloed van buitenaf door de handelsvaart.
Verdrongen naar het centraal gelegen bergland bouwden de Tioraja hun dorpen hoog in de bergen om zich te beschermen tegen aanvallen van de Bugis uit de lagere landstreken.
Er was tevens een constante machtsstrijd gaande tussen de Bugis en de Makassarese welke elkaars rechten betwisten over de lager gelegen landstreken.
Bij de komst van de Nederlandse overheersers kwam er een einde aan de onderlinge machtsstrijd en zo ontstonden er vastgestelde woongebieden met hun eigen vorsten.
De Makassarese in het zuidelijke gebied met hun haven Makkasar, het hedendaagse Ujung Pandang, en de Bugis in het oostelijke gebied van het schiereiland met Bone als hoofdstad, wat tegenwoordig Watanpone heet.
De Toraja bleven in het centrale bergland wonen.

                               ( Afbeelding van de typische bouwstijl van de Toraja woningen.)

De streng moslim Makassaresen keerden zich fel tegen de christenen van de V.O.C, maar de Bugis sloten een overeenkomst met de nieuwe overheerser.
Tijdens de oorlog met Frankrijk onder Napoleon verloren de Nederlanders aan macht over de gebieden en pleegden de Bugis een revolutie tegen de overheerser, waarna de onderlinge strijd weer hevig oplaaide tussen de lokale stammen.

Het was pas in 1905, dat de weerstand van de beide strijdende groepen geheel was gebroken en de Nederlanders voor het eerst in aanraking kwamen met de Toraja de bewoners van het centrale bergland. Onder het bewind van de Nederlanders kwamen de Toraja omlaag uit hun bergen naar lager gelegen gebieden langs de rivieren en accepteerden de "natte" rijstcultuur en het christendom, wat heden ten dagen nog doorweven is met traditionele ceremonies. De meeste van de Bugis en de Makassarese leven van heden ten dagen van de rijstbouw en behoren tot de beste zeelieden van Indonesië en omliggende landen. De moslim Bugis zijn tegenwoordig de dominerende gemeenschap in Ujung Padang. Vroeger was deze haven, Makassar, tijdens de V.O.C. van belang voor de doorvoer van specerijen uit de Molukken naar Europa. Tegenwoordig staat Ujung Padang vooral bekend om zijn goudsmeden.

In het noorden ligt het gebied Minahasa met de stad Manado. Dit gebied is als een van de weinige gebieden in Indonesië vrijwel geheel christelijk. Ook de taal die er gesproken wordt is doorspekt met Nederlandse woorden.